Will D. Scheepers over Nederlandse Paasliederen
Will D. Scheepers was voor haar pensionering werkzaam bij "het instituut", zoals ze zei. "Het instituut" was het Koninklijk Instituut voor de Tropen, of het KIT zoals het ook genoemd wordt. Daar werkte ze op de afdeling Publiciteit en Voorlichting. Zij was ook de medewerkster van Jaap Kunst en ze begeleidde hem bij zijn lezingen. Samen met hem nam ze deel aan verschillende congressen over volksmuziek. In de jaren vijftig werd zij secretaris van de Nederlandse afdeling van de International Folk Music Council (IFMC). Will had aan het conservatorium gestudeerd, hoofdvak piano. Vandaar die mooie Steinway-vleugel drie hoog achter aan de Plantage Muidergracht 65 in Amsterdam.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw heeft ze stad en land, en vooral het platteland van Groningen, Drente en Overijssel afgereisd met een van de eerste bandrecorders waarmee aanvankelijk nog op breekbare tape op acetaat basis opgenomen werd.
Ze heeft vele ontberingen doorstaan op kille stations, op drassige landwegen wanneer ze in de regen naar een afgelegen boerderij ging om daar de liederen op te nemen van de oude boeren en boerinnen. Ongeveer zoals Béla Bartók en Zoltán Kodály door het Hongaarse land struinden en een grote verzameling aan autochtone stemmen, teksten en melodieën vastlegden die ze later in hun composities verwerkten.
Will heeft ook veel verzameld. Wel 2000 liederen zo wordt op het web gemeld. Ze werkte voor en ze werkte samen met Jaap Kunst die het project leidde. Jaap Kunst ging veelal met de voor dat werk ontvangen waardering aan de haal. Ate Doornbos, de man die 37 jaar lang het radioprogramma 'Onder de Groene Linde' presenteerde liet uiteraard ook opnamen gemaakt door Will Scheepers en Jaap Kunst horen.
Onlangs kwam ik in de gebonden jaargang 1954 van Mens & Melodie een artikel van Will's hand tegen. Het begint op bladzijde 157.
Fragment uit een artikel verschenen in 'Mens en Melodie', jaargang 1954, dat op bladzijde 157 begint.
Onder de volksliederen van Nederland bevindt zich slechts een gering aantal paasliederen, niet meer dan vier of vijf, die dan nog in een beperkt gebied gezongen worden, namelijk in N.O. Overijsel. Het mogen er slechts weinige zijn, zij zijn echter meer dan de moeite waard, want de melodieën van deze liederen behoren tot de schoonste - en voor een deel ook tot de oudste - die onze volkszang kent.
Het oudste lied is waarschijnlijk wel 'Christus is Opgestanden', dat aanwijsbaar al in de twaalfde eeuw in Duitsland bekend was (vgl. Dr. J.G.R. Acqouy, Het oude Paaslied Christus is opgestanden in het Archief voor Nederlandse kerkgeschiedenis I). In Nederland was het zeker al in de vijftiende eeuw bekend. Dit blijkt uit de parodieën die op dit lied gemaakt werden, bijvoorbeeld uit Groningen (1506) waar de straatjongens bij de intocht van Graaf Edzard van Oost-Friesland zongen:
Christi
is upgestande,
Herr Vyth moet nu uth dissen lande,
Des willen wy alle froh zyn,
Morgen zal de stad ons eigen zijn.
Kyrie eleison!
en
in het Spaanse leger voor Haarlem, in December 1572, zong men:
Christus
is opgestanden;
Te Haarlem is een buit voor handen;
Dus willen wij allegader vrolijk zyn,
Morgen zal de stad ons eigen zijn.
Kiri elyson. (...)
--------------------------------------
Will
schreef vaker artikelen voor Mens & Melodie. Deze kwam ik tegen:
Het
volksdans-festival te Venetië (Jaargang 1949, Pagina 343-344).
De mondharp (Jaargang 1957. Pagina 275-277).
Oude herders-muziekinstrumenten (Jaargang 1958. Pagina 332-335).
Oude liederen uit Volendam (Jaargang 1958 141-143).
De Steelband (Jaargang 1962. Pagina 114-118).
--------------------------------------
TERUG NAAR DE PHONOBAR AMSTERDAM
This site Copyright 1998-2017 by Rudolf A. Bruil