BACK

CLICK TO READ SYNOPSIS IN ENGLISH AT THE END OF THIS PAGE

 

Het Begin

 Harry had rossig haar en sproeten. We zaten in dezelfde klas, de 6e klas van de lagere school 'Het Tamboersbosje', Brantsenstraat, Arnhem. Dat was de klas van het hoofd van de school, Marius Kolvoort, die altijd zeer natuurgetrouw vogels tekende.

Ik zou me Harry wellicht nu niet meer herinnerd hebben als hij niet de eigenaar was geweest van een oude grammofoon voor 78 toeren schellak platen. Het was een koffergrammofoon met de bekende zilverkleurige, verchroomde buisarm en de stalen naald die het mica membraan in resonantie bracht. Het was een opdraaigrammofoon. Aan de achterzijde kwam het geluid enigszins versterkt voor het schuin openstaande deksel naar buiten. Het was een portable van het type 101 van His Master's Voice die ook als 'reis gramophone' bekend stond en die door de vooroorlogse jeugd meegenomen werd naar bos, hei en strand. De motor had een snelheidsregelaar en een rem.

Het was in de tijd dat de langspeelplaat al wel geintroduceerd was, maar van de meeste klassieke werken en in ieder geval van alle populaire nummers werden 78-toerenplaten geperst.

Harry vroeg Fl. 2,50 voor die machinerie en dat wenste ik er wel voor te betalen. Dat betekende een extra auto wassen op een zaterdagmiddag of gedurende enkele weken een deel van mijn zakgeld sparen. Even scheelde het een haartje of de koop was niet doorgegaan. Toen ik op een vrije woensdagmiddag mee naar zijn huis ging om het apparaat te bekijken en nogmaals te bevestigen dat ik tot aankoop bereid was, strooide Harry's moeder roet in het eten. Ze zei op klare toon tegen Harry: 'Je moet de grammofoon niet verkopen'. Geschrokken van deze krachtige interventie zei ik tegen Harry dat hij dan niet de Fl. 2,50 zou krijgen. Die taktiek hielp. Harry was namelijk veel meer in het geld geinteresseerd dan in zo'n oud apparaat. Hij wilde iets kopen op de speelgoedafdeling van Van der Hart in het centrum van Arnhem waar we woonden.

U kunt zich mijn vreugde voorstellen toen ik de grammofoon mee naar huis kon nemen. Zoals je bij het doorbladeren van een nieuw boek onwillekeurig de geur van verse drukinkt opsnuift, zo was het onvermijdelijk de geur van vettig vuil en stof, en de olie waar te nemen waarmee de tandwielen, het vliegwielmechaniek, de veer, de as en het lager van het plateau lang geleden gesmeerd waren.

Harry gaf me er de platen bij die hij bezat, met bigband-muziek en van de zangeres Connie Boswell die met Harry Sosnik "Oh! You crazy moon" op Decca 2613 zong.
's Avonds voor het slapengaan draaide ik altijd wel een plaatje. Ik herinner me nog luid en duidelijk de krachtige weergave, vooral in het midden en hoog. Bij het maken van de oude opnamen van voor 1948, was de muziek direkt in de matrijzen gesneden.

 

Vooruitgang
Nu had ik een oom die radiotechnicus (NRG) en instrumentmaker was. Oom Cees 'moderniseerde' de grammofoon - zoals ik later begreep op instigatie van mijn vader - door er een elektromotor in te bouwen. De motor was, schrik niet, een dynamo, gevoed door een beltransformator (zoals dat toen heette). Mijn oom had om het geribbelde loopwiel een rubberen manchet aangebracht waarvan de diameter nauwkeurig berekend was zodat het plateau op 78 toeren per minuut draaide. Daarvoor had hij wel in het inwendige van het oude ding moeten zagen.

Het was een oude grammofoon die weliswaar goed funktioneerde maar er niet meer zo mooi uitzag. Toch zou je zoiets vandaag de dag niet meer doen. Je zou hem eerder restaureren dan ombouwen. M'n oom gaf me ook een Philips lichtgewicht pick-up arm en een zwaar kristal-element dat donkerbruin van kleur was, rechthoekig en langwerpig van vorm. Het had een dikke saffiernaald met een niet te verwaarlozen tipmassa. Dat werkte goed met de luidspreker die ik uit een afgedankte Philips 'plankradio' gesloopt had en in een basreflexkast van hardboard had gemonteerd. Het streven naar vooruitgang steekt in ieder mens. Zo begon het.

Ondanks het beperkte frekwentiebereik hadden koperblazers en slagwerk een goede attaque en klonken daardoor zeer natuurlijk. Het was goed te horen dat bij die oude opnamen de bandrecorder nog niet in gebruik was.
 Hoewel Sheffield Lab in 1974 formeel gelijk had toen ze zeiden de direkt gesneden LP te hebben uitgevonden, moest ik om die bewering toch enigszins glimlachen toen die direct-to-disc LP's op de markt kwamen.

Waar haalde ik vooral mijn platen vandaan? Op de Korenmarkt in Arnhem was in de voormalige Korenbeurs een uitdragerij gevestigd die "Van A-Z" heette en wat nu het Focus Filmtheater is. Daar stonden de afgedankte, voornamelijk vooroorlogse klassieke 78-toeren schellak-schijven op me te wachten om meegenomen te worden. Dat was praktisch het enige genre dat er stond. En ik moest toch wat kunnen draaien!
Zo leerde ik het pianospel van Alexander Brailowsky waarderen die de Barcarolle van Chopin speelde. Op een 30 cm Polydor-schijf (PD 35014) die een mooie ronde en tegelijk stevige, plastische en direkte pianoklank vertoonde. En ik kocht Mazeppa van Franz Liszt gedirigeerd door Oskar Fried (PD 66787/8). Die uitvoering had een aangrijpende dreiging. Daarbij vergeleken klonken langspeelplaten maar saai en vielen ze in het begin zo tegen, vooral die van Deutsche Grammophon, Decca en ook wel van Philips.
Mijn omgebouwde grammofoon was als een boek waaraan steeds meer bladzijden en hoofdstukken werden toegevoegd.

Radio's en Platenspelers

Bij een vriend thuis hadden ze een Erres. Daarop sloten we met een lange draad een koolstofmicrofoon aan en maakten zogenaamde radiouitzendingen tot ergernis van zijn vader die min of meer gedwongen werd om, gezeten in zijn fauteuil, naar flauwekul te luisteren. Een Erres dus, gemaakt door van der Heem op basis van Philips onderdelen. Eigenlijk vonden we een Saba of een Graetz toch indrukwekkender. Die grote radio's waren ook veel duurder in aanschaf. Je kon op zo'n radio een platenspeler met kristal element (keramisch element) aansluiten. Bij voorkeur dus een Philips. Een buurjongen verderop had een BSR Babygram die maar 45 gulden kostte. Toch nog veel geld. Maar toch, wat een krakkemikkig ding was dat. Daar kon je nauwelijks fatsoenlijk platen op draaien.

Musis Sacrum

Op een dag zei mijn moeder dat er jongens gevraagd werden om mee te zingen in de Matthäus Passion.
Ik moest me aanmelden op een adres op de Velperweg. Daar zat in een klein voorkamertje achter een rechtopstaande piano een dame met ouderwets haar die zo te zien haar hele leven volkomen 'in dienst van de toonkunst' had gesteld. Ze leek op een vrouw die we vele jaren later op de televisie in Russische kunstdokumentaires of als trainster van schaatskampioenen zagen.

De auditie was kort. Ik moest een paar lage noten zingen en een paar zeer hoge - om te horen of mijn stemomvang toereikend was - en nog een paar tonen er tussenin. Die trof ik zeker. Ik was aangenomen om met een groep leeftijdsgenoten van rond de 12 jaar 'O, Mensch bewein dein Sünde gross' te zingen; voor slechts één seizoen, toen was het gedaan met de vereiste stemomvang en werd mijn stemgeluid craquelé. Vlak achter het orkest was voor ons een grenen stellage getimmerd. Er waren 3 uitvoeringen. De derde was 'de kleine bezetting' die authentieker was.

Arnhem was niet alleen de stad waar het Gelders Orkest (voorheen de Arnhemsche Orkest-Vereeniging) haar zetel in Musis Sacrum had en waar Hans Brandts Buys een bijna even beroemde Matthäus Passion uitvoerde als Dr. Anton van der Horst in Naarden. Musis Sacrum - 'Musis' voor de Arnhemmers - is 'Aan de Muze Gewijd'. Het is een kleine uitgave van het Amsterdamse Concertgebouw en vertoont enige gelijkenis met 'De Kleine Zaal' in Amsterdam.

(Zie in dit verband ook mijn Willem Mengelberg pagina.)

Het Gelders Orkest toen het nog 'Arnhemsche Orkestvereeniging' (Arnhemse Orkestvereniging) heette. Voor het orkest staat dirigent Jaap Spaanderman. In 1949 werd de naam gewijzigd in Het Gelders Orkest (HGO) en werd Jaap Spaanderman opgevolgd door Jan Out. Na diens vertrek stond de Hongaar Carl von Caraguly er een aantal jaren voor (1959-1972), en later de Israeli Yoav Talmi (1974-1980) en ook de Fransman Roberto Benzi (1989-1998).
De foto van het orkest is van voor de Tweede Wereldoorlog en is afkomstig uit de 'Encyclopedie voor Radio-Luisteraars', samengesteld door J.J.L van Zuylen (Uitgeverij Schuyt N.V., Baarn, 1939). De foto laat het oorspronkelijke podium zien dat midden jaren 90 werd gesloopt.

Handtekeningen spreken:

Het grote romantische gebaar van Stefan Askenase.

De beheerste stem van Anton Dermota.

Nan Merriman heeft een lange adem.

Marie-Thérèse Fourneau speelt klavier. Haar handtekening is als een toetsenbord. Haar Debussy is transparant.

Carl Garaguly is een dirigent met temperament.

Het spel van Cor de Groot is een afwisseling van gevoelige fijnheid en grote momenten.

Theo Bruins is modern en veeleisend.

Het Gelders Orkest bespeelde ook Concertgebouw 'De Vereniging' in Nijmegen. Leo Pappenheim dirigeerde er vaak. De altzangeres Aafje Heynis kwam daar de "Rapsodie voor alt, mannenkoor en orkest" van Johannes Brahms zingen, en de "Kindertotenlieder" van Gustav Mahler, met het orkest onder leiding van Leo Pappenheim die tot 1961 voor het orkest stond. Jack van de Zand dirigeerde het Nijmeegs Mannenkoor.
Dit concert vond plaats op 11 december 1959.

 

Tomorrow's World

In Musis Sacrum werden ook auto-tentoonstellingen georganiseerd waar die heerlijk-monstrueuze en veelkleurige Buicks, Chevrolets, Cadillacs, Oldsmobiles en Pontiacs van General Motors, de Fords, de Jaguars, te kijk stonden, en ook de Austin A40 die later door een bevriend echtpaar van mijn ouders werd gekocht. Het was een sensatie toen de panoramische voorruit geïntroduceerd werd, ingebed in carosserieën met grote vleugels en motoren die benzine slurpten!

 

De mensen van GM gaven boven in de foyer van Musis Sacrum een technische show, een soort 'Tomorrow's World', waar ze - door een eitje te bakken - het principe van de magnetron demonstreerden. Ook de overdracht van het muzieksignaal via infraroodstralen werd ten tonele gevoerd. Dat was in 1956, mind you! Dat zijn zaken die nu heel gewoon zijn. Dat was de tijd dat een ieder in het verwerkelijken van een moderne samenleving, een realistische, menselijke maatschappij geloofde, om een aantal decades later tot de conclusie te komen dat 75% van de wereldbevolking (en dan houd ik me aan de veilige kant) door indoctrinatie van politieke en religieuze leiders via middeleeuwse tradities, en achterhaalde politieke standpunten, dom gehouden wordt.

Advertentie van Ford Nederland uit 1956, overgenomen uit het programmaboek van de Blevin Davis produktie van Gershwin's opera Porgy and Bess, opgevoerd in Carré in Amsterdam door Martha Flowers, Ethel Ayers (Bess), en LeVern Hutcherson, Leslie Scott, en Irving Barnes (Porgy).

 

Zo'n auto hadden we niet. Mijn vader had een Volkswagen met twee kleine raampjes aan de achterkant en plastic bekleding van de stoelen in een rood-zwart Schotse ruit patroon. De hele familie kon in die VW. Hier zijn we gefotografeerd tijdens een vakantie op het eiland Texel. Mijn vader nam de foto en is dus niet te zien. Na een jaar of wat werd de VW vervangen door een Ford Consul, een Ford Zephyr, en een aantal Mercedessen. Dat was vooruitgang.

 

Pianisten, Violisten,
Dirigenten

In 'Musis' traden de kunstenaars van dat tijdperk op. Pianisten: Marie-Thérèse Fourneau, Clara Haskil, Cor de Groot, Theo Bruins, Hans Henkemans, Bela Siki, Jan Smeterlin en Stefan Askenase. Zangeressen: Nan Merriman en Wilhelmina Matthès. Nan Merriman zong samen met Anton Dermota in 'Das Lied von der Erde' van Gustav Mahler, gedirigeerrd door Carl Garaguly, die na de onvrede met dirigent Jan Out, vaste dirigent was geworden.


Stefan Askenase

Clara Haskil
speelt Scarlatti.

Carl Caraguly

Jan Out toen hij 2e dirigent was van het Residentie Orkest.
 Johanna Martzy
Johanna Martzy
 Een still uit de film A Song To Remeber prijkte op een 25 cm LP van Deutsche Grammophon Gesellschaft
Merle Oberon en Cornel Wilde staan op de cover van Deutsche Grammophon LPE 17031

Musis Sacrum


Marie-Thérèse Fourneau


Cor de Groot

De foto van de Philips 2-snelheden grammofoon HX301A is afkomstig uit het jubileumboek "PHILIPS HONDERD", Eindhoven, mei 1991, en werd door mij ingekleurd.

   

De mooie Marie-Thérèse Fourneau speelde Debussy. Cor de Groot soleerde uiteraard in Beethoven's Pianoconcert No. 5, het zogenaamde Keizersconcert. Ook de jonge violiste Johanna Martzy trad er op. Zij speelde het Vioolconcert van Johannes Brahms. Clara Haskil bespeelde, diep voorovergebogen, getekend door ziekte, het toetsenbord. Doorleefde en gestyleerde muziek was het resultaat. Scarlatti, Schubert en Schumann, al ontging me, jong als ik was, de betekenis van haar spel.

De Poolse pianist Stefan Askenase - integer vertolker van Chopin's muziek - nam altijd met een diepe buiging het applaus in ontvangst waarbij zijn lang-sluike, grijs-witte haar voor zijn ogen hing; wat hij dan met een even grote opwaartse zwaai en een handbeweging weer in de uitgangspositie bracht.

Arnhem: cultuurstad. In de Schouwburg speelde de moderne generatie: Rob de Vries en Elise Hoomans (Toneelgroep Theater), de jonge en sympathieke Ellen Vogel in Joost van den Vondel's 'Joseph in Dothan', en de expressieve Hans Culeman in 'God en de Duivel'.
In 'Het Dagboek van Anne Frank' speelde Martine Crefcoeur Anne Frank en Rob de Vries haar vader Otto Frank.

We zagen de klassieker 'Op Hoop van Zegen' met Beppie Nooij Sr. als Kniertje. Er was Wim Kan die als brandweerman zijn programma opende. Daar deed ook Toon Hermans een van zijn eerste One Man Shows.

De foto van Stefan Askenase is uit de 'Radio Encyclopedie'. Carl Caraguly's foto is van een Eterna LP. Johanna Martzy staat op de cover van de Columbia Lp 33 CX 1106 met het vioolconcert van Brahms met Paul Kletzki. Musis Sacrum met restaurant "De Rotonde" is van een ansichtkaart. De foto van Cor de Groot is uit een Philips advertentie in "Luister..." uit 1955.

 

ULO Parkstraat

Voordat ik naar het Thorbecke Lyceum ging, volgde ik de eerste en de tweede klas van de "School met den Bijbel" voor ULO, Parkstraat 61, die - zo vermoed ik - pas later Christelijke Mulo ‘Molenbeke’ werd genoemd. In mijn tijd was het in ieder geval geen MULO, hoewel het onderwijs toch redelijk uitgebreid en op niveau was.

Daar werd onder meer les gegeven door Nel Benschop die Frans gaf. Tante Nel noemden we haar. Toen ze eens op vakantie naar Frankrijk reisde, maakte ze speciaal voor mij een foto van het graf van Frederic Chopin op de grote begraafplaats Père Lachaise waar veel groten uit de geschiedenis begraven liggen.

Mijn verzoek had te maken met het feit dat ik in het Luxor Theater in 1953 de al in 1945 uitgebrachte film 'A Song To Remember' met Merle Oberon en Cornel Wilde had gezien. Als 12-jarige was ik zeer onder de indruk van "A Song to Remember", vooral van het kordate optreden van Chopin die tijdens een diner niet voor de onverwacht verschijnende Russische gouverneur - die door de Russische tsaar was aangesteld om over Polen en de Polen te heersen - wenste te spelen. Chopin stond op en riep vanachter de vleugel "I do not play for Russian butchers" en hij verliet demonstratief de zaal met de dinerende hoogwaardigheidsbekleders en adelijke lieden die heulden met de bezetter. Dat maakte dat hij moest vluchten. De film leerde me dat je voor je land op moest komen en voor de vrijheid moest strijden en dat je die te allen tijde moet verdedigen en niet door anderen moet laten afnemen.


'A Song to Remember' werd in 1945 uitgebracht, maar de film werd mogelijk al vanaf 1944 geproduceerd en het idee om de film te gaan maken werd waarschijnlijk al een paar jaar daarvoor geopperd. Dat betekent dat de productie plaatsvond tijdens de Tweede Wereldoorlog waarvan de afloop dan wel verwacht werd, maar beslist nog niet was gerealiseerd. Het optreden van Chopin en zijn rebellie tegen de Russische onderdrukker (gesymboliseerd door de gouverneur die door de Tsaar was aangesteld) past volledig in het tijdsbeeld.

Amerika was, na de aanval door de Japanners op Pearl Harbor, bij de oorlog betrokken geraakt. Film was hét medium in die tijd. Vooral in films werden boodschappen verpakt die met oorlog en vrede te maken hadden. De woorden 'vrijheid' en 'bevrijding' waren derhalve een ingrediënt van zeer veel films. Bovendien werd deze film geregisseerd door de in Hongarije geboren Charles Vidor die al in 1924 naar Amerika kwam en zijn afkomst en de Europese cultuur niet vergeten kon.

Het verhaal van de film, de story, lag al een aantal jaren op de plank in een studio in Hollywood. Het verhaal was geschreven door de Oostenrijkse regisseur Ernst Marischka, die niet gevlucht was naar de USA, maar ook tijdens de 2e wereldoorlog in Europa films draaide, verhalen en scenario's schreef. Ernst Marischka werd later bekend als de regisseur van o.a de Sissi-films.

 

Uit het oogpunt van de historicus deugt de biografie die de film laat zien natuurlijk niet want de feiten betreffende Chopin's leven vertellen een heel ander verhaal. Who cares... De filmclip van Chopin's optreden tijdens een diner waar ook Paganini optrad, was lange tijd te zien op YouTube, maar werd op auteursrechtelijke gronden verwijderd. Onlangs werden weer clips geupload en nu blijkt zelfs dat die complete film in een nagesynchroniseerde versie ook verwijderd is.

 

De film is natuurlijk kitsch, maar laat tegelijkertijd zeer hoge filmkunst zien: cameravoering, beeldritme, montage, perfecte storytelling. Mocht u de film in uw bezit hebben dan kunt u de scene zien die ik bedoel. Hij begint vanaf de 16e minuut. Dat is de scene van Chopin's optreden voor het hoge gezelschap. Maar eerst zien we de lakeien die de schalen met wild zwijn, eend en fasant op de stromen en het metrum van de muziek binnenbrengen en opdienen. Als die Spaans-talige versie niet meer te zien is, zoek dan op YouTube op "a song to remember".

 

Over Chopin gesproken: de BBC produceerde een prachtige documentaire ter gelegenheid van Chopin's 200ste geboortedag in 2010.

Chopin Documentaire:
The Women Behind The Music

Thuis hadden we een boek over het leven van Chopin. Tante Nel (Nel Benschop) vertaalde de laatste wens van de Poolse componist voor me: "Comme cette terre m'étouffera, je vous conjure de faire ouvrir mon corps pour que je ne sois pas enterré vif".
"Daar deze aarde mij zal doen verstikken, smeek ik u mijn lichaam te openen opdat ik niet levend begraven worde." Dramatisch! Deze wens gaf tevens aan dat medici wel eens fouten maken en dat zeker in die tijd wel eens de verkeerde diagnose werd gesteld.
De oorlog en de bevrijding speelden uiteraard een grote rol in onze jeugd. We leerden al vroeg de twee kanten van oorlog kennen toen er Duitse kinderen naar Nederland kwamen om aan te sterken. Zo hadden wij een Berlijnse jongen, Detlef, een maand lang te logeren. In 1953.
Op de Ulo kregen we Duits van de heer Duppen, en in het jaar daarop van de heer Lubbers die jaren later leraar op de kweekschool 'Op den Klokkenberg' in Nijmegen werd. De direkteur van de Ulo was de heer Uittenbogaard. Henri Lamers, een vriend van me, en ik maakten op maandagmiddag vaak zijn motor schoon en smeerden op zijn verzoek de velgen in met een mengsel van vaseline en wasbenzine. Dat gebeurde dan tijdens de huiswerkcursus. We zeiden dan dat we het huiswerk al af hadden; wat niet altijd waar was. We poetsten liever de motor.

 

Naar de E55 in Rotterdam
In 1955 gingen we met de klas een dag naar Rotterdam, naar de E 55 tentoonstelling. Onderstaande foto is van een hal met displays/maquettes die het watermanegement van Nederland toont. Daaronder klasgenoten (o.a. Henri Lamers en Iet Schippers) gefotografeerd op een rondvaartboot. Het filmrolletje was tijdens het uitnemen aan de zijkanten per ongeluk belicht.

 


 

Naar de bioscoop

Arnhem had nog andere bioscopen. Het kleine "Arnhems Theater" was gevestigd in de Ketelstraat. Daar werden cowboy-films (Westerns, dus) gedraaid. Een plaats in de loge kostte 85 cent. Voor 35 cent zat je als 12-jarige op de voorste rij tussen de opgeschoten jongens die bij het minste geringste vrouwelijk schoon dat in het Polygoonjournaal in een modeshow voorbijkwam, luidkeels commentaar gaven en er werd gefloten. Een wit gestucte muur diende als projectiescherm. In de pauze verdwenen de voorste rijen door de deur links onder in die muur. Daar was de WC.

 

"Palace" werd midden jaren '50 omgebouwd zodat er "The Robe" gedraaid kon worden, de eerste speelfilm in Cinemascope uit 1953.
Later werd het Rembrandt-theater gebouwd waar voor de pauze een variété-act werd opgevoerd en er speelde het Rembrandt Theater-Orkest.

Een paar maal per jaar gingen de schoolklassen naar de bioscoop. Ook onze klas. De films werden vertoond in "Palace" in de Bakkerstraat. Daar zagen we de Franse oorlogsfilm over het meisje Marie-Louise tijdens het bombardement van Rouen. Een aangrijpende film die de gruwelijkheden en de bombardering door de gealliëerden liet zien. In datzelfde "Palace" werd ook 'De Overwinning van de Mount Everest' vertoond over hoe de sherpa Tenzing Norgay en Edmund Hillary uit Nieuw-Zeeland de Mount Everest beklommen en de top bereikten. En in "Palace" zagen we de kroning van Koningin Elizabeth II in 1953.

 

Grammofoonplatenzaken

Een foto uit 2008 van het pand waar in de jaren vijftig en zestig de pianohandel met grammofoonplatenafdeling van Kettner & Duwaer gevestigd was.

De mooie zwart-gouden sticker van Radio te Kaat in de stijl die door veel platenzaken in vele steden werd gebruikt.

 

Er was ook een aantal winkels dat in mijn educatie een rol ging spelen. Onderweg op de fiets naar school kwam ik langs 'Radio te Kaat', Jansbuitensingel 2 (bij het Willemsplein), op de hoek als je naar de Zypse poort gaat (maar is inmiddels afgebroken), vervolgens langs 'The Music Shop' (Steenstraat 21), en tenslotte Bender, "Deskundig in klank", ook in de Steenstraat, op nummer 54.

 

Dat was toen ik op de Mulo in de Parkstraat zat waar ik de eerste twee klassen heb doorlopen voordat ik naar het Thorbecke Lyceum aan het Willemsplein ging. De dochter van de eigenares van The Music Shop was knap. Ze zag eruit zoals een fotomodel er in de jaren vijftig uitzag, met veel make-up. Daar kocht ik nog 78-toeren schijven van de populaire Glenn Miller. Grammofoonplatenzaken hadden hun logo's gedrukt op een papieren sticker, een etiket of label, of op fel gekleurd plastic plakband.

De grammofoonplatenafdeling van Radio te Kaat was in de kelder van hun winkel gevestigd. Ook daar kwam ik vaak. Die hadden ook veel jazz, Ella Fitzgerald bijvoorbeeld in de prachtige hoezen van Bernard Buffet. En als vervolg op Glenn Miller kocht ik er veel later Duke Ellington, bijvoorbeeld: Ellington Uptown, met A Tone Parallel To Harlem, en Billy Strayhorn's Take the A-train, gezongen door Betty Roché (Philips B07008L). En er was nog een winkel waar ik vaak kwam. Dat was Kettner & Duwaer, de pianohandel annex grammofoonplatenafdeling, die in later jaren met Bender fuseerde.

 

Van Daalen Bros

Onze buurman was Peter Raadsen en hij werkte bij Van Daalen Bros, gevestigd aan het einde van de Looierstraat. De winkel had ook een ingang aan de kant van het Velperplein op nr. 8. Hij en zijn vrouw Betty waren fervente muziekliefhebbers. Peter leende aan mijn vader de Philips-uitgave van de complete opera Porgy and Bess. Mijn vader had een personeelsdag georganiseerd om de opera te gaan zien en horen in Carré in Amsterdam. Dus moest van tevoren kennisgemaakt worden met het werk. Ik was toen vijftien, maar mocht jammergenoeg niet mee.

De buurman zorgde ervoor dat ik een tweede-hands platenspeler van Philips kon kopen, de hx301a met instelbare automatische afslag en snaaraandrijving (met 2 snelheden -33 1/3 en 78- en niet met 4 snelheden zoals in het boek 'Philips 100' ten onrechte staat vermeld).

Dat was bij mijn weten de eerste Philips grammofoon waar langspeelplaten mee gedraaid konden worden. De speler stamt uit de tijd dat 45 toeren-plaatjes in Nederland nog niet bestonden.

Philips ontwerpt, raar genoeg, altijd iets om de overgang van het ene formaat naar het andere voor de consument te vergemakkelijken. Philips bracht kleine, 7 inch, 78 toerenplaatjes uit. Ze waren van vinyl geperst en waren met de zeer fijne 'Minigroove' gesneden.

Het enige 78-toeren-vinyl-plaatje dat ik had was dat van Cor de Groot die korte stukken van Albeniz speelde. Pas later ontdekte ik dat Philips een hele serie van die plaatjes heeft gemaakt: Malando and his Rumba/Tango Orchestra, en 'Jan Corduwener and his Ballroom Orchestra'.

Van de klassieken: onder meer Feike Asma (Cantilene van Rheinberger), Paul van Kempen met het 'Radio Philharmonic Orchestra' (Ouverture Oberon van Von Weber), Fritz Lehman met de 'Berliner Philharmoniker' (Valse triste van Sibelius) en van Cor de Groot die korte stukken van Mendelssohn-Bartholdy speelde. Dat waren opnamen die een tijd lang ook op 30 cm schellak platen uitgebracht werden.
De arm van die tweedehands 2-snelheden speler kwam me bekend voor. Een soortgelijk exemplaar had mijn oom eerder op de gemodificeerde opdraaigrammofoon gemonteerd.
Weer wat later kon ik een exemplaar van een Philips met 3 snelheden aanschaffen (de voorloper van de AG2140).

 

Het toonkopje was met twee bordeauxrode, ovale vlakjes versierd. Vlak naast elkaar waren 2 saffieren aangebracht. Het kopje kon gemakkelijk omgezet worden voor 78 toeren en voor langspeel (Minigroove). Inwendig was het elementje gedempt met een vettige substantie. Waarschijnlijk mede daardoor was de klank beheerst en warm met een tendens naar donker. Daardoor werd de dynamiek versterkt die toen eigenlijk nog onvoldoende uit de lp te halen was. We speelden de populaire hits van Jo Stafford (Thank you for calling), Johnny Ray (Cry), draaiden Ray Anthony en zijn big band, en de jazz van Dave Brubeck, Ella Fitzgerald, Miles Davis. Maar ook Mahalia Jackson die "In the upper room" zong.

Buizenversterker

Nadat ik eerst zelf een zeer primitieve ontvanger had gebouwd bestaande uit een spoel (draad gewonden om een kartonnen koker), een scheermesje, een veiligheidsspeld en een potloodstift, waarmee je 's nachts Radio Warsaw (Warsawa) met als vaste prik Chopin's Scherzo No. 3 kon horen gespeeld door Withold Malcuzynski, en de prachtige strijkers opving van de Arabische orkesten die op het Baalbek Festival in Libanon de mysterieuze arabische klassieke muziek speelden, bouwde ik zelf een buizenversterker aan de hand van een schema van De Muiderkring (Amroh) met een ECC83 en een EL84, inklusief smoorspoel en oranje ekleurde trafo's.

Via de draadomroep van de PTT luisterden we naar Chris Howland die op woensdagavond zijn platenprogramma presenteerde. En er was het Berlijnse cabaretgezelschap van de Insulaner (Der Insulaner verliert die Ruhe nicht).
Later kreeg ik een buizenversterker met externe voeding die mijn oom gebouwd had. Met grote pijlknoppen. Hij bouwde in die jaren bandrecorders waarvan de koppen door hem zelf gefabriceerd werden.

Toen ik eens bij mijn oom en tante ging logeren had m'n oom een draaitafel gebouwd van een door hem zelf gedraaid plateau met Ortofon-arm en element. Het plateau werd via een lange katoenen draad aangedreven. In zijn werkruimte stond een luidsprekerkast, een basreflex-kast, van grenen hout, met een dubbelkonus-luidspreker van Philips en een rechthoekige poort, zoals basreflexbehuizingen toen gebouwd werden. Hij draaide een 45-toeren plaatje van Telefunken en dat heette 'In der Bar nebenan'. Ik stond versteld van het realisme waarmee het trio - pianist, drummer en bas - werd weergegeven.

Als scholier maakte ik ook bij Van Daalen Bros in 1956 al speciale demonstraties mee. Onder andere van de grote Philips-systemen met de 9710 M en twee satellieten voor het hoog. De bron was de automatische platenspeler AG 1003 (rechts onderaan in de advertentie) met een soortgelijke arm als op mijneenvoudige draaitafel, maar met een verbeterd element. De buizenversterker had een toonregeling die gevisualiseerd werd door middel van draadjes.

Ik herinner me nog de donkerkleurige uitvoering van Tsjaikovski's 2e pianoconcert door Shura Cherkassky op een wollig-warm-getimbreerde DGG-opname en meteen ging ik met de heren in de clinch. Het klonk naar mijn mening niet transparant genoeg. Ik had per slot van rekening pianoles (wat overigens geen succes was; ik improviseerde liever), bezocht zo jong als ik was concerten in Musis, had meegezongen in de Matthäus Passion en had de installatie van mijn oom gehoord. Het lag overigens niet aan de Philips boxen. Dat geluid was voor die tijd niet slecht.

Later - eind jaren zestig - hoorde ik soortgelijke weergevers in Amsterdam als we de Phonobar bezochten, de Phonobar van Otto van Inge en zijn vrouw Pops. De boxen stonden op de luifel die boven de bar was aangebracht. De jazz die daar gedraaid werd kwam welluidend en realistisch uit de Philips-kasten boven je hoofd en vulde de ruimte: Miles Davis, Thelonious Monk, Bud Powell, Clark Terry, Stan Getz, Charley Byrd, Bill Evans, Charlie Mingus, Gerry Mulligan, Art Farmer, Art Blakey, Chet Baker - al die Philips, Columbia, Prestige, Blue Note, etc. labels. En natuurlijk Oscar Brown Jr. "Dat Dere".

Zie ook De Phonobar in Amsterdam.


Dacora fotocameraDat was in een tijd dat je voor het Beethoven's 4e Pianoconcert gespeeld door Wilhelm Kempff en Paul van Kempen op een 25 cm Lp van DGG wel even Fl. 25 moest neertellen, evenveel als voor een mooie Dacora Achromat camera, een fototoestel met uitschuifbare cylinder. Dat zag er luxe uit en gaf de camera de allure van een veel duurder apparaat. Ik kocht zo'n toestel van het geld dat ik als scholier van 14 verdiende door op zaterdagmiddagen in de bakkerij van Banketbakkerij Slot aan de Roggestraat te werken.

Adrian Aeschbacher, die solist in het Grieg concert was, speelde een prachtige cadens. Ook Fl 25,00.

Verder dan de 25cm-kategorie van DGG kwam ik als het om klassiek ging aanvankelijk niet. Zulke bedragen waren door mij slechts zelden op te brengen. En voor jazz LP's gold hetzelfde, al waren die toch wel wat goedkoper. Er waren nog andere dingen in het leven dan alleen maar muziek en apparatuur.

 

MMS/Concert Hall Society

 

Gelukkig waren er alternatieven als het om platen ging. Er was de Muzikale Meesterwerken Serie (Musical Masterpiece Society) die elke maand een paar Lp's ter beluistering naar je toe zond.

 

 Dankzij deze verkoopmethode heb ik zeer veel muziekwerken en artiesten leren kennen, zoals de pianiste Sondra Bianca. Zij speelde Liszt's Hongaarse Fantasie. Carl Bamberger dirigeerde. Op de andere kant stond Les Preludes. Sondra Bianca speelde ook een paar songs van Gershwin en de Preludes. Violist Ricardo Odnoposof met Tschaikovsky's Vioolconcert was er op uitgebracht, en dirigent Walter Goehr met de aangrijpende Vierde Symfonie van Tsjaikovsky, om een paar voorbeelden te noemen. Het prettige was dat je niet verplicht was elke maand een plaat af te nemen en kon je ze gewoon weer retourneren. Over de Muzikale Meesterwerken Serie heb ik een speciale pagina gepubliceerd: Concert Hall Society - Musical Masterpiece Society.

 Mijn lievelingswinkel was Kettner & Duwaer aan het Nieuwe Plein. Waarom? Het was de oude dame met ernstig gemontuurde bril nooit te veel moeite om aan mijn verzoeken te voldoen. Of het nu het 3e pianoconcert van Rachmaninoff met Vladimir Horowitz was op HMV, of hetzelfde concert door Witold Malcuzynski op Columbia, of Ansermet met Mussorgsky's Schilderijententoonstelling op Decca, elke plaat zette ze voor mij op, maar eerst nadat ze 'm zorgvuldig gepoetst had met een grote, gele of rode, antistatische platendoek die ze dubbelgevouwen had.

Ook dat waren te dure exemplaren voor een autowassende jongen. Dus daar kwam ik alleen maar naar luisteren.

Ik herinner me dat de heer Cor Molenbeek - die daar werkte voordat hij jaren later hoofdredakteur van het maandblad "Luister..." werd - me eens heeft geholpen bij het uitzoeken van het platen-materiaal voor een spreekbeurt over 'Het Expressionisme in de Muziek' waarin ik op een associatieve manier, aan de hand van muziekvoorbeelden een overzicht gaf van de Middeleeuwen tot en met Mahler, Schönberg en Webern. Hij had me de platen in bruikleen meegegeven. Dat was een kwestie van vertrouwen. Hij kende mijn interesse en wist dat ik zuinig op platen was. Ik had een tekst geschreven en getimed en de verschillende muzieken bij bepaalde tekstgedeelten ingefade en dan weer weggedraaid terwijl de band doorliep zonder geluid te geven. Voor klasgenoten en leraar was dat verrassend. De spreekbeurt werd een succes.

 Kettner & Duwaer voerde rond 1958 de goedkope serie van Decca: Ace of Clubs. Het waren heruitgaven van prominente opnamen uit de eerste LXT-serie met het oranje label met gouden opdruk. Met Ernest Ansermet (Ravel: La Valse; Moussorgski: Schilderijententoonstelling), Eduard van Beinum (Britten: The Young Person's Guide to the Orchestra) en Nikolai Malko (Prokofiev: Peter en de Wolf met de stem van Frank Phillips), Alfredo Campoli en Anatole Fistoulari (Saint Saëns: 'Havanaise' en 'Introduction et Rondo Capricioso') gecombineerd met Royalton Kisch (Bruch: vioolconcert), en er was Hans Schmidt-Isserstedt (Tsjaikovski: 5e Symfonie).

Er was nog een betaalbaar label waarvan Kettner & Duwaer een aantal opnamen in voorraad had en waar ik lang voor de ACL-serie mee kennis maakte. Dat label vond ik wel zeer bijzonder. De naam was Remington. En met
Remington Records verzeilde ik, net als bij het zien van een spannende B-film, in een obscuur avontuur.

Jaren later toen ik in Nijmegen studeerde en ik eens door de Broerstraat liep kwam ik langs de Disco Bar van V&D. Ik trok de stoute schoenen aan en vroeg aan de chef of ze misschien voor de zaterdagmiddag een verkoophulp konden gebruiken. Na een kort gesprek zei hij me dat hij met personeelszaken zou overleggen en vroeg me om de volgende week weer langs te komen. Ik werd aangenomen voor de zaterdagmiddag en viel tijdens vakanties in voor collega's.


De Disco Bar was een aparte winkel die gevestigd was tegenover het grote warenhuis. Af en toe kwam de heer Dreesman langs om zelf het reilen en zeilen in ogenschouw te nemen. De zaak draaide goed. We deden een quasi-wedstrijd wie aan het eind van de dag de hoogste omzet had gehaald. Dat was steevast de verkoopster van de populaire muziek, vooral 45-toerenplaatjes met de hits van dat moment. Haar kassa gaf meestal zo rond de 650 gulden aan. Op zaterdagmiddagen kon het flink druk zijn en na het opmaken van de kas gingen we als het mooi weer was naar een terras op de Grote Markt om een pilsje te drinken, vermoeide benen op een stoel tegenover je. En dan naar huis. Het was een leuke tijd.


Rudolf A. Bruil.

Dit artikel verscheen eerder in 1995 in de verzamelbundel 'Het Beste uit AudiOpinie' en werd aangevuld en geplaatst op het World Wide Web in 2004.

De foto van Het Gelders Orkest op het podium in Musis Sacrum is afkomstig uit de 'Encyclopedie voor Radio-Luisteraars', samengesteld door J.J.L van Zuylen (Uitgeverij Schuyt N.V., Baarn, 1939). De foto laat het oorspronkelijke podium zien dat in de jaren 90 plaats maakte voor een eigentijds podium in een moderne toneeltoren. Voor het orkest staat dirigent Jaap Spaanderman en niet Jan Out die hem opvolgde.

De foto van de Philips twee-snelheden platenspeler is overgenomen uit het jubileumboek 'Philips 100'. Een exemplaar van deze platenspeler is in mijn bezit.is.

De advertentie van Philips met de kop "Unser Phonoprogramm" is uit 'Funkschau', uitgave Heft 23, 1956. De meeste foto's, hoezen en tijdschriften zijn uit eigen verzameling, behalve het logo van The Music Shop, Steenstraat 21, dat door Danny Rouwenhorst werd toegestuurd.

 

Joke van Dulm-Meester schreef:

Bij toeval ben ik op uw site gekomen en er was meteen al herkenning. Ik was op zoek naar Jan Out, dirigent. Eerste herkenning was de school, Tamboersbosje. Ik heb op die school gezeten. Weet alle namen nog van de leerkrachten. U schrijft over van A tot Z. Mijn ouders hadden hotel, café, restaurant De Korenbeurs naast Donkersloot die in het pand ernaast zat. Mijn ouders hadden als hotelgasten namen die ik op uw site tegenkwam. Garaguly, Jan Out (vriend van mijn ouders ), Roos Boelsma, Cor de Groot, Leo Pappenheim. Helaas heeft mijn moeder het gastenboek uitgeleend aan zoon Jan Out en nooit terug gekregen! Toonkunst, mijn moeder zong bij Toonkunst. Had zangles van Roos Boelsma en Jo Immink. Gré Dijkstra was de repetitor bij Toonkunst en ik heb van haar pianoles gehad. Als de Matthäus Passion was dan sliepen solisten bij ons. Ook Hans Brandts Buys was goede vriend van mijn ouders. Leuk zijn de radio's, prachtige herkenning uit die tijd. Luisteren naar radio Luxemburg. Radio te Kaat waar ik singels kocht. 2.50 als ik het goed heb. Als ik plaatje gehoord had op de radio dan ging ik naar te Kaat en zong het nummer en dan greep hij in de platenbak en haalde singeltje eruit. In de Weverstraat zat meen ik De Wit? Daar kocht ik plaatje van Louis Prima wat volgens mijn vader te heftig was en hij stuurde me er mee terug. Ik ben nog niet toegekomen aan het lezen van alles. Wel is het heel leuk dat er zoveel herkenning langskomt! Vond het leuk om erop te reageren. Vriendelijk groet, Joke van Dulm-Meester.

 

Ook een interessante herinnering te melden?

REAGEER

BACK TO TOP

Synopsis in English:

 

THE BEGINNING

I grew up in the city of Arnhem known from the fierce fighting in World War II depicted in the movie 'A Bridge too Far'. Arnhem is the capital of the Dutch province of Guelders.
When in sixth grade I bought an old portable wind up gramophone from a classmate for just DFL 2.50, which was a substantial sum at the time, at least for me. With this HMV 101 he supplied the records he had. One with a lady singer crooning 'Oh you crazy moon'. Well, this gramophone was very dear to me. I used to play a record or two before going to sleep at night.

As the sound was rather 'thin' and shrill, my uncle (who was a radio technician) modified the old gramophone by building in an electrical motor and he mounted a light weight tonearm in place of the heavy, chrome tubular arm.

The gramophone was now a turntable. Yet it was only suitable for 78 RPM shellac records of course. The rectangular body of the cartridge was filled with a greasy substance to dampen resonances. It had a very thick sapphire which had an extremely high tip mass. But who cared. The cartridge was connected to an old valve radio. The sound was dynamic and tangible when listening to Alexander Brailowsky playing Chopin's Barcarolle Op. 61 on Polydor 35014. And the brass section of the Berlin Philharmonic Orchestra in the compelling Liszt recording of Mazeppa conducted by Oscar Fried was stunning. The HMV discs of Glenn Miller and the popular records of those days were also a joy to listen to: Jo Stafford (Thank you for calling), Frankie Lane and Guy Mitchel, to mention a few.

One day my mother told me that for the performance of Bach's St. Matthew Passion boys were asked to sing in the boys choir. The performances were to be led by composer, musicologist and conductor Hans Brandts Buys, the well known Dutch Bach expert. Arnhem's concert hall 'Musis Sacrum' meaning "dedicated to the muse (music)" and which is a large replica of the 'Kleine Zaal' (small auditorium) of the Amsterdam Concertgebouw. Three performances would be given of St. Matthew's Passion. The third was a more authentic rendering because of the smaller orchestra and chorusses. Singing in Bach's Matthew Passion was quite an experience. As we only sang in the first part, for first night of the performance seats were kept free for the boys who then could attend the second part. This experience evantually led to the creation by me of a page about the performance conducted by Willem Mengelberg which was recorded on Palm Sunday, 1939 Willem Mengelberg, Bach and the Philips-Miller Recording System.

 

Many artists came to Arnhem to give concerts and recitals in Musis Sacrum. Of the pianists there were Marie-Thérèse Fourneau playing Debussy; Clara Haskil with Schumann and Scarlatti; Cor de Groot playing Rachmaninoff and Beethoven; pianist Theo Bruins played the modern repertory; Hans Henkemans played Mozart and Debussy; Bela Siki and Stefan Askenase both gave recitals playing music of Chopin.

Clara Haskil was marked by her ilness. I was too young to grasp the meaning of her Scarlatti.
Stefan Askenase always took a deep and large bow and his long gray hair almost touched the ground so it seemed. With a firm swing he brought his hair back to its original position.

Of the singers there were Nan Merriman and Wilhelmina Matthès. Nan Merriman sang together with Anton Dermota in 'Das Lied von der Erde' (Gustav Mahler, Song of the Earth), conducted by Carl Garaguly.
Also young violinist Johanna Martzy performed there Brahms's Violin Concerto.

There were a few record shops in Arnhem which also played a significant role in my musical education. It was there were I listened to Vladimir Horowitz and Withold Malcuzynski both playing Rachmaninoff's Third Concerto on His Master's Voice and Columbia respectively. It was there were I bought the Grieg Piano Concerto performed by Adrian Aeschbacher and Beethoven's 4th by Wilhelm Kempff with conductor Paul van Kempen. There I first came into contact with the cheap Deccas in the ACL series and with Don Gabor's
Remington Records to which I have dedicated an entire site.

TOP

Copyright 2004-2009 Rudolf A. Bruil

REAGEER

Ga naar www.soundfountain.com