Positieve
Discriminatie:
Een
Nieuwe Woning
In het souterrain van het pand Nieuwe Prinsengracht 72 was een buurtwinkel gevestigd van de gebroeders Wang, oftewel WABROS. Geen buurtwinkel met levensmiddelen. Het was een ijzerwinkeltje: schroeven, vijlen, zagen en schuurpapier, en van alles en nog wat werd er verkocht. Toen ik na mijn Parijse avontuur in 1967 naar Amsterdam kwam woonde ik eerst een paar dagen in het Beurshotel, Beurstraat 7. Daarna met allerlei binnen- en buitenlanders gezellig in een zogenaamd pension, in een groot grachtenhuis aan de Prinsengracht op nr. 1011. We waren allemaal vrijbuiters - zonder uitzondering - anders kom je niet in zo'n pension terecht met een collectieve koelkast waarin iedereen zijn joghurt, brood, beleg, enzovoort bewaarde en waaruit vaak ook zaken verdwenen gevolgd door onderzoek en beschuldiging aan het adres van deze of gene. Eigenlijk alleen om de medebewoner bij te brengen andermans bezit te respecteren. Aan die gracht was ook restaurant "Les quatre cannetons" gevestigd. En als je verder in de richting van de Utrechtstestraat liep dan hoorde je vaak pianist Gérard van Blerk spelen. Zijn vleugel stond op de bel-étage, niet ver van het raam. Toch was een ieder op zoek naar een verbetering van zijn of haar woonsituatie. Nieuwe Prinsengracht 72 sous werd datzelfde jaar nog, 1967, mijn woning. Meneer Wang had de ijzerwinkel die in de laatste jaren door zijn dochter werd gerund, opgeheven. Met de komst van de vele doe-het-zelf zaken was de betekenis van de ijzerwinkel voor de buurt tot nul gereduceerd. Hij had in De Telegraaf een advertentie geplaatst en het onderstuk te huur aangeboden. Daar ging ik op af. Er was woningnood en als je een vrije ruimte, wat het dan ook was, kon bemachtigen, dan had je geluk. Later vestigde ik in het voorste gedeelte mijn reclamestudio en kantoor. Achter was een klein woongedeelte. Het was een vochtige bedrijfsruimte. Het water stond tot op een paar decimeter onder de houten vloer. Er stak wel eens een rat zijn kop door een onopgemerkt gat in de vloer en keek dan nieuwsgierig om zich heen. Toen ik later mijn werkzaamheden had ondergebracht in de Fotostudio van Jan Snoek, was het tijd om werkelijk naar een echte woning uit te zien. Ik wenste verbetering. En nu ik de zaak niet meer aan huis had wilde ik voor het eerst van mijn leven van mijn urgentiebewijs gebruik maken. Derhalve
toog ik naar de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting, het GDH, gevestigd
in de Reigersbergenstraat. Ik overlegde papieren en een identiteitsbewijs.
Aan de ambtenaar legde ik mijn woongeschiedenis uit en mijn wens
om een echte woning te kunnen huren indien er een beschikbaar was. Daar stond helemaal alleen en verlaten een oud huis, een krot. De voordeur was een plank met een hangslot. Daar pastte de sleutel in die de ambtenaar me overhandigd had. Achter de plank bevond zich een bijna vermolmde, oude trap met gaten waardoor de ratten in en uit schoten. Er lagen uitwerpselen van mensen en dieren. Met kranten waren ze hier en daar weggeveegd. De kamer had kale, ruwe muren van afgebikte baksteen. Geen stucwerk was te zien, geen teken dat er ook maar iets was gedaan om er wat van te maken. Het kon niet anders of de woning was onbewoonbaar verklaard. Het was toendertijd een sport om wat te maken van iets dat je niet helemaal beviel. Maar dan moest de woning of wat er voor doorging, wel potentiëel hebben. Maar van deze woning die mij door de officiële instantie van de Dienst Herhuisvesting min of meer toegewezen werd (met de vermelding dat, als ik weigerde, ik nog maar twee aanbiedingen kreeg) was echt niets te maken. In mijn ogen zou het beter zijn als het krot afgebroken zou worden en zou wijken voor nieuwbouw. Mijn teleurstelling was groot. Teruggekomen
in de van Reigersbergenstraat vertelde ik de ambtenaar hoe de woning
er uitzag. "Ik vroeg: Controleert u de woningen die aangeboden
worden niet van te voren?" Nee, zei de ambtenaar, en voegde
er aan toe "We krijgen alleen de adressen en die worden doorgegeven
aan de gegadigden. " Ik
had het gezegd voor ik het wist. Het was een natuurlijke reactie.
Nu viel ik, welke allochtoon of immigrant ook, niet aan. Beslist niet. Als ik in een land kwam waar me alle vrijheden, mogelijkheden en voorzieningen werden aangeboden, dan zou ik niet 'nee' zeggen. Ik zou wel gek zijn. Nee, wat ik aanviel was de semi-overheid, vleesgeworden in de ambtenaar van het GDH, de ambtenaar die het socialistische principe van gelijke monniken gelijke kappen, van fair play, van wat u niet wilt dat u geschiedt doe dat ook een ander niet, zomaar aan de kant had gezet en zich gelijk een volgzame ambtenaar uit de DDR opstelde. Hij was daartoe kennelijk geïnstrueerd door zijn meerderen, de mensen die op opeenvolgende niveaus de dienst uitmaakten.
Wat
ik wilde was alleen maar duidelijk maken dat ik deze woning niet
kon accepteren en een andere, een echte woning wilde hebben. Ook
maakte ik met mijn reactie duidelijk dat er ergens een fout zit
in de procedure van selectie en toekenning. Ik
hoorde inderdaad van de dienst. Een paar dagen na het voorval ontving
ik een envelop op A4-formaat met daarin een klein boekje, een soort
brochure met genummerde paragrafen. Er was een begeleidend schrijven.
Daarin stond dat ik het regelement (dat was het boekje) maar eens
goed moest doorlezen. En vooral artikel 6! En, zo besloot de brief,
"het zal nog jaren duren voordat u voor een woning in aanmerking
komt." De
ambtenaar aan het loket kon eenvoudigweg niet zeggen: "Sorry
dat het zo uitpakt. Ik zal voor u in ons bestand een andere woning
zoeken." Ambtenaren
hebben het vaker moelijk. Een jaar of wat geleden kwam er iemand
vrij uit de gevangenis. Hij had geen geld en ging naar de Sociale
Dienst. Aan de balie legde hij uit dat hij geen geld had voor de
meest elementaire zaken. De man was nogal opgewonden. Dat kan als
je weer in vrijheid bent gesteld en niet weet hoe het verder moet.
De consulent (ambtenaar) zei tegen de nerveuze man: "Doe nou
rustig. Beheers u. Kalmeer. Gaat u nu rustig zitten." Waarop
de man steeds nerveuzer werd en tenslotte als maar luider begon
te praten om zijn benarde situatie uit te leggen en om de ernst
van zijn probleem duidelijk te maken. We
zagen het allemaal op de televisie. Het item ging over het onbeschofte
gedrag van de cliënten van de Sociale Dienst. Echter, als de
ambtenaar gewoon tegen de man had gezegd: "Wat is uw naam?
Ik ga het voor u uitzoeken en regelen." Je
gewoon even verplaatsen in de situatie van de ander. Dan kom je
een heel eind. |
Copyright 2004-2009 Rudolf A. Bruil